Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is
Een cursus in wonderen werkboek lessen met toelichting van David Hoffmeister
De werkboekles van vandaag geeft ons de kans om ons los te maken, ons te ontdoen van de overtuiging gevangen te zitten in verschijningen, terwijl onze eigenlijke Identiteit van liefde, van de levende Christus — het volmaakte Idee in de Denkgeest van God — is vergeten, volledig uit het bewustzijn is geduwd. En nu lijken verschijningen de plaats van liefde en licht te zijn gaan innemen. Deze toestand kan hallucinatie genoemd worden, net zoals een dorstige reiziger die door een woestijn loopt en zich verbrand en heet en uitgedroogd voelt, een oase van schaduw en water kan hallucineren. De slapende Zoon van God meent dat hij verstoken is van zijn heilige Vader, zijn heilige Schepper, en voelt zich nu verloren en dwalend in een woestijn van beelden, een woestijn van waarneming die God niet heeft geschapen, een fantasiewereld, een fictieve lineaire beeldenstroom die niets met de werkelijkheid te maken heeft, die niets te maken heeft met de eeuwigheid, de goddelijke Liefde en het goddelijke geluk.
Dus is de eerste stap in de genezing van deze schijnbare toestand van afscheiding te beseffen dat alle onvrede, alle onvrede die ervaren wordt, ontstaat omdat er een waarneming is en die waarneming bestaat niet. Het ego kan zich afvragen: ‘Maar waarom is het er dan toch?’ Maar vergeet niet dat het ego de ontkenning van God is, de ontkenning van de liefde, de ontkenning van de eeuwigheid. Het ego is een doodswens. En als je je denkgeest aan een doodswens overgeeft, als je je aandacht schenkt aan een doodswens, je focus, wat anders kun je dan verwachten behalve hallucinatie? Dood en hallucinatie gaan samen. Leven — eeuwig leven — en geluk gaan samen. In deze wereld krijgen we appels van appelbomen, sinaasappels van sinaasappelbomen en druiven van wijnstokken. Hoe zou het mogelijk zijn om waarneming — tijdelijke, vluchtige beelden — te krijgen van een eeuwige Schepper? God heeft absoluut niets te maken met de perceptuele wereld; en God is de werkelijkheid. Daarom kunnen hallucinaties niet bestaan, kunnen ze geen werkelijkheid hebben. Je krijgt geen beelden van iets dat abstract en eeuwig is. Je krijgt geen lineaire stroom van symbolen op een tijdlijn van Dat wat geen begin en geen einde heeft, Dat wat oneindig is.
Eerder in de tekst (T1.VII) hadden we het over vervormde wonderimpulsen, verkeerd aangewende wonderimpulsen. Wat is een wonderimpuls anders dan een oproep om God te herinneren, de wereld te vergeven en de waarheid van de abstracte werkelijkheid te aanvaarden, de beelden te vergeten, de beeldenmaker te bevrijden en de werkelijkheid te aanvaarden precies zoals ze is? Sommige new-age leringen zeggen dat je je eigen werkelijkheid kunt scheppen. En er zijn er die zullen zeggen dat Een cursus in wonderen gewoon een new-age lering is; maar ik zeg je dat Jezus in de Cursus het precieze tegendeel van ‘je schept je eigen werkelijkheid’ onderwijst. Jezus leert ons dat God de Schepper van de werkelijkheid is, en zelfs als Kind van God kun je de werkelijkheid alleen maar aanvaarden zoals ze is. Je kunt de werkelijkheid aanvaarden — en Hij geeft ons de middelen om de werkelijkheid te aanvaarden: Hij zegt dat je de Verzoening moet aanvaarden voor de dwaling van het ego, de correctie moet aanvaarden voor het geloof in de afscheiding; aanvaarden. Dus deze les, ‘Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is’, geeft een hint om heel veel verder te gaan dan de ‘wet van aantrekking’, heel veel verder dan het geloof in manifestatie. Het is nederig zijn, nederig genoeg in je denkgeest, om te gaan zien dat er alleen maar onvrede kan zijn wanneer/omdat ik geloof dat er iets is wat er niet is, omdat ik iets zie, iets waarneem dat er niet is.
Je zou de les kunnen herformuleren als:
Ik voel onvrede omdat ik hallucineer.
En de enige manier waarop ik open kan staan voor een andere manier van zien – de visie van Christus; licht; een ervaring van visie die niet te maken heeft met het lichaam, de ogen van het lichaam; een visie die niet te maken heeft met waarneming; openbaring, de Grote Stralen; kennis; werkelijkheid — is dat ik eerst moet openstaan voor het idee dat wat ik lijk te zien, wat ik lijk waar te nemen door middel van bewustzijn en de vijf zintuigen, er eigenlijk niet is. En het is er niet omdat God het niet heeft geschapen. De tekst zei dat we misschien een glimp opvangen van het einde, wat Jezus openbaring noemt, maar we moeten eerst elke kleine stap nemen die van ons gevraagd wordt. We moeten onze denkgeest stapsgewijs voorbereiden voor de directe benadering van God die in de latere werkboeklessen aan de orde komt. Want zonder deze aandacht, deze zorg, deze bereidheid om elke stap te volgen, zal de herinnering van God nog steeds angstaanjagend lijken, het zal nog steeds beangstigend lijken — het zal angst teweegbrengen in plaats van het ontzag dat de gepaste ervaring is met betrekking tot de Schepper. De Bijbel is zeer beroemd om zijn uitspraak: ‘Vrees God en gehoorzaam Zijn geboden’. Ik zal dat nu gewoon herinterpreteren als: Wees in ontzag voor God de Schepper en leer dit ontzag kennen door de wereld te vergeven, het ego te vergeven, de overtuiging te vergeven dat je ooit gescheiden zou kunnen zijn van een liefhebbende God en een liefhebbende Schepper. Vandaag zijn we blij om allereerst te zien en te erkennen dat er een hallucinatie voor ons staat, en dat ik nooit onvrede voel vanwege wat de hallucinatie lijkt te zijn. Simpel gezegd:
Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is.
Beluister hier David’s lezing en toelichting in het Engels